j
nfcmkm
I.
«Trouwen? Malligheid! Niets dan last!" En de
oude vrijer zette zich in een' gemakkelijken stoel bij
den haard.
«Wat praten de menschen toch," ging Jan Hendrik
Roberts tot zichzelf voort, toen hij de voeten in pan
toffels gestoken en ze behagelijk naar het knappende
vuur uitgestrekt had, «ik heb zooveel jaren in tevreden
heid alléén doorgebracht, trouwen? Malligheid!"
Hij knipte met de vroolijke, goedhartige oogen, en
keek toen naar de deur, waardoor de persoon, die
hem deze verkeerde denkbeelden in het hoofd had
willen brengen, zooeven vertrokken was. Hij haalde
de wenkbrauwen op, als wilde hij zeggen: «Hoe kom
je tot die gedachten?" Spoedig daarna was hij geheel
onder den invloed van de gezellige warmte der kamer,
en deed een rustig slaapje, waarin de gladharige,
zwarte hond, die aan zijn voeten lag, hem gezelschap
hield.
De komst der zwaarlijvige hospita, die met het
theeblad naar binnen waggelde, maakte aan dit duo
een einde. Roberts schonk zich een kopje in. «Ik heb