j 76 «naar het weer keek," vriendelijk goeden morgen knikte. Hij maakte een deftige buiging, en van nu af had deze begroeting geregeld plaats. Zonderling, dat Roberts, die nooit van zijn vaste gewoonte afweek, nu des morgens, in plaats van zijn kamerjapon aan te trekken, zich dadelijk na het opstaan onberispelijk in het zwart doste. De zomer brak aan en Roberts meende met de koinst der bloemen ook de rozen op Marie's wangen weer te zien ontluiken. Weldra begreep hij de reden daarvan op zekeren morgen was Marie weer aan het openge schoven venster, maar nu niet alleen: een knap jonk man had den arm om haar heen geslagen en uit beider oogen straalden vreugde en geluk. Achter hen stond de zilverharige moeder en keek vriendelijk naar het tweetal. Roberts kon een zeker gevoel van schrik niet onder drukken, maar spoedig zeide hij: «Wel, dat doet me plezier, dat ze elkaar gekregen hebben. Wat ziet ze er lief uit." Op dit oogenblik nam Marie uit een vaasje, dat op de vensterbank stondtwee rozenna den geur ge noten te hebbenstak zij een der bloemen op de borst van den jonkmanterwijl zij zichzelf met de andere tooide. De derde roos, die zich in de vaas bevond, viel onopgemerkt in den tuin beneden. Roberts keek ze na. Dien middag, toen de huur lieden uit waren, leunde hij uit het venster; de bloem lag er nog. Een kleine jongen speelde in den tuin. IV. r

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1892 | | pagina 230