Jafir en Jolanthe.
I.
®e palmen ruischtende ondergaande zon verlichtte
met haar koesterende stralen het gebronsde ge
laat van Jafir, die tegen een boomstam geleund
zat. Aan zijn voeten lag de bruinoogige Jolanthe; lief
devol blikte zij op tot hem, die haar handen in de
zijne gesloten hield, terwijl een zoete glimlach zijn
lippen omspeelde.
«Verblindend is de kleurenpracht der vogelen, die
in de takken boven onze hoofden nestelende bloemen
aan onze voeten fonkelen in tallooze tinten doch
stralender is de schoonheid van uw gelaat, schitterender
de tinteling van uw oog! Heerlijk weerklinken de lie
deren der kleinegewiekte zangerswier galmen het
woud doortrillen maar welluidender is de klank
van uw stem, als zij zoete woorden van liefde tot
mijn hart spreekt. Waar gij voorbij gaat, wijken de
struiken en planten uiteen en de vogelen zwijgen,
eerbiedig uw schoonheid bewonderend. Helder blinken
de sterren aan den nachtelijken hemel, de maan pronkt