84
in zilverglans en de rozen pralen in purperen gloed
doch wat is al deze pracht bij de heerlijkheid van
uwe gestalte? Schoon zijt ge, Jolantheschoon als de
koningin der zeein haar kristallen paleis diep onder
de schuimende wateren; schoon als de elfen, die, in
doorzichtige blauwe sluiers gehuldin den maneschijn
dansenschoon als de nimfendie met leliën en edel
gesteenten in het blonde haar de bosschen doorzweven
Ik heb u lief, Jolanthe!"
Zoo sprak Jafir. En het meisje blikte hem in de
groote, trouwhartige oogen, die vol teederheid op haar
neerzagen.
»Vol majesteit is de leeuw; als hij zijn machtige
stem doet weerschallen en de golvende manen toornig
schudt, zwijgen de woudbewoners met vrees en eer
bied. Onoverwinlijk is de woudstier, vol kracht de
breedgeschofte buffel, die met zijn hoornen den bloed-
dorstigen tijger omhoogwerpt en vermorzeld ter aarde
doet storten doch machtiger is uw arm, die den
zwakke bijstaat en den vijand verdelgt. Snel vliedt
het hert over rotsen en afgrondenen onvermoeibaar
is zijn gevleugelde voet doch sneller ijlt gij het na
over heg en struiken rust nieteer gij de zege be
haald hebt. Jafir, moedige Jafir, ik heb u lief!"
Vol hartstocht sprak Jolanthe, en oneindige liefde,
onmetelijk als het glanzende meer, lag in haar blikken.
Woorden van eeuwige trouw werden gewisseld,
lang lazen zij in eikaars oogenen reeds raakte de
gloeiende zonneschijf de wateren van het wiegende
meer, toen zij de rustplaats onder den palmboom
verlieten.