sa neloos rond, zoekend naar hunne geliefden, die niet door de verdelgende hand van den overweldiger gespaard warenweenend zat Jolanthe op den drempel van Jafir's ledige woning. Waar zou zij het lijk van den fleren jongeling vinden? Een priester ging voorbij zijn gebeden prevelend. ftJafir?" sprak de heilige man. «Ik zag hem; ge bonden voerde men hem mede te midden der vreemde krijgslieden, ver van hier." Het daagde in Jolanthe's duistere ziel. wHij leeft dus!" riep zij uit. «Dan zal ik hem ook weten te vinden. Mijn voet zal niet rusten, eer zijn armen mij weer omvatten." Moedig ging zij op weg; de dolk was in haar gewaad verborgen. Lange dagen liep zij voort, levende van wat het woud aan wilde vruchten en wortelen opleverde; het borrelende bronwater was haar eenige drank. Soms verschaften medelijdende menschen haar een beschutting tegen de nachtkoude; meestal echter was de bloote hemel haar dak en een bemoste steen haar peluw. In elk dorp, waar zij doorkwam, hoorde zij ver halen hoe het leger steeds meer naar het noorden trok moordend en plunderend; doch zij gaf haar pogingen niet opzij zou zich te midden der krijgsbenden wagen al moest dit haar het leven kosten. En voort, immer voort ging de tengere Jolanthede doornen sloegen haar ruw in 't gelaat, bloeddroppen te voorschijn roepend; de distels en rotspunten verwondden haar blanke moegeloopen voetendie haar nauw meer dragen konden. En waar zij aankwamklonk steeds het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1892 | | pagina 240