t
J
87
ontmoedigend antwoord, dat de krijgslieden reeds
vertrokken waren.
Eindelijk, toen vermoeienis en ontbering haar bijna
geheel uitgeput haddenblonk een lichtstraal van hoop.
Wapenen flikkerden in de middagzon en wezen op de
nabijheid der troepen. Onversaagd trad Jolanthe te
midden der ruwe krijgers, om Jafir's wille hoon en
smaad verdragenden de weinige gouden sieradendie
zij nog bezat, opofferend aan de hebzuchtige benden,
die haar ruw en onvriendelijk bejegenden.
Doch nog werd haar pogen niet beloond: Jafir was
op vrije voetenmen had hem zien vertrekken in de
richting van Basrah. Onverflauwd was Jolanthe's hoop,
en hoewel een rood spoor haar pad kleurde, en haar
gescheurde kleederen nauwelijks haar ledematen meer
bedekten, ging zij verder, steeds verder: Jafir leefde
immers! Hoop vervulde haar hart.
Eindelijk glinsterden Basrah's koepels in de blauwe
lucht. Jolanthe doorkruiste de straten der groote stad
niet wetend, waar den langgezochte te vinden. De
avond viel; vermoeid zette het meisje zich op de
marmeren leuning van de brug neder, waaronder een
breede rivier haar bruisende wateren voortstuwde. De
golfjes glinsterden in de gulden stralen van de onder
gaande zon.
Droomerig dwaalden Jolanthe's blikken door de
tuinendie aan weerszijden van den stroom zich uit
strekten. Plotseling richtte zij zich op, met starende
oogen zag zij naar een der naastbijliggende landhuizen
de deur werd geopend en een jongeling trad in den
tuin; een vrouw van buitengewone schoonheid leunde