f 97 droomen van eer en roem. Hij zal ze niet weer zien, die vriendelijke, trouwe oogen, welke zoo vol liefde op hem rustten, hij zal ze niet meer liooren, die stemmen, welke hem zoo vroolijk in de ooren klonken, wanneer hij zijn verlofdagen te huis kwam doorbrengen dat is nu voor altijd voorbij. En hij denkt weer aan die blijde dagen, en hoe dan de trouwe, langharige hond, hem reeds van verre her kennend, vol vreugde kwam aansnellen en blaffend tegen hem opsprong; hoe men hem aan de deur ver welkomde en de eerste uren doorgebracht werden met niets dan tallooze verhalen uit zijn nieuwe loop baan; hoe de kleine zusjes en broertjes hem nieuws gierig bekeken en met zijn sabel en schako speelden Als hij lang, zeer lang over dit alles heeft nagedacht, wordt hij kalmer, en weet zich meer in het onver mijdelijke te schikken. De smart heeft hem versuft, en zijn doodsbleek gelaat is bijna zonder uitdrukking; wezenloos volgt hij de soldaten, die hem uit zijn cel komen halen. Men is de strafplaats genaderd, de gevangene wordt aan den paal vastgebonden en geblinddoekt, hij blijft bijna volmaakt kalm; hij kan er zich geen volkomen begrip van vormen, dat het werkelijk zoo is, dat hij over eenige oogenblikken zal hebben opgehouden te leven, dat hij dien blauwen hemel, welke zich boven hem uitspant, nooit meer zien zal. Vóór nog de geweren in den aanslag komenzakt de veroordeelde ineen, en hangt hij als een roerlooze massa in de touwenwaarmee hij gebonden is een snik doortrilt zijn borst

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1892 | | pagina 251