t -J ®s- 101 dweper was hijvol gevoel en gevoeligheid voor schoon heid en kunst, vol eerbied en liefde voor al, wat edel en groot is; eigenschappen, die een behoefte tot scheppen in hem opwekten, welke hem van het een op het ander wierp. Nu schilderde en teekende hij en bracht soms werkelijk iets goeds te voorschijn totdat een alles overheerschende en steeds terugkeerende moedeloosheid hem eeirigen tijd voor deze dingen ongeschikt maakte. Was die neerslachtigheid voorbij, dan dichtte hij het een of anderdat hem in 't hoofd gekomen was, wanneer hij uren lang in den zonne schijn had liggen droomen, en vond hierin weer eenigen tijd genoegen. Bij dit alles was het pianospel een van zijn geliefkoosde uitspanningen. En aan al deze neigingen kon hij vrij toegeven, want zijn ouders, welgestelde liedenhadden een schier onbeperkte liefde voor hun zoon, en deden alles, wat hem gelukkig kon maken. Voorzeker had dit ook zijn schaduwzijden, want de studie moest er voor buigen en het was te voorzien, dat zijns vaders beurs vooreerst ook wel de zijne blijven zou. Wellicht had juist het contrast met den zes of zeven jaar ouderen Richard deze mannen zoo nauw aan elkaar verbonden. De laatste toch, van veel kalmer en ern stiger aardhad een eenvoudiger en hoekiger karakter dat minder behoefte aan weelde had, zoowel geestelijk als lichamelijk. Streng voor zichzelven, was hij dit ook voor anderen, en Frits moest meer dan eens ernstige lessen van Richard aanhooren, die hem echter niet tot bekeering konden brengen, evenmin als de dikwijls dwaze theorieën van den jongen man uitwerking op zijn ouderen vriend konden hebben.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1892 | | pagina 255