f-
105
hem iets ontbrak, hetgeen hem te sterker pijnigde,
omdat Frits in zijn levensopvatting bevrediging voor
die gevoelens van onvoldaanheid scheen te vinden.
Daarbij kwelde hem de onmacht om te kunnen be
palen, wat het w7as, dat hem ontbrak, wat zijn
tevredenheid zou moeten volmaken.
Hij zou niets met juistheid kunnen noemen; de
studie had hem tot nog toe de eenige bron van rust
toegeschenenmaar meer en meer was het hemalsof
er een band ontbrak, die de verschillende perioden
en toestanden uit zijn leven tot één geheel moest
verbinden en hem de kracht geven om die afwisse
lingen van leed en vreugde, de losse brokstukken van
voldaanheid en wrevel, van twijfel en zekerheid met
moed te dragen, wetend, dat die band, die geheim
zinnige kracht alles ten goede zou schikken, zoodat
hij de levensphasen als natuurlijk uit elkaar voort
vloeiend en als noodig zou beschouwen en niet als
fatalistische gebeurtenissenin welker verloop men
moest berusten.
Ongeduldig schoof hij den voet heen en weer over
het vloerkleed, terwijl deze gedachten hem vervulden.
Spoedig kwam evenwel het zelfvertrouwen weer boven.
Neen, de dolzinnige theorieën van Frits zouden, hoe
hij soms wankelen mocht, hem niet overtuigen; in
alles, wat deze opsomde, was zijn geluk niet gelegen,
daarin moest hij niet zoeken, wat hem ontbrak. Och!
't was misschien alles verbeeldingen wanneer hij al
zijn kracht bijeenraapte, zou hij de leiding over zich
zelf wel weer herwinnen. Het oogenblik van zwakheid
was voorbij. Hij was ontevreden op zichzelf eraan