f
HET LIED,
en lied, met gloed en vuur bezield,
Dat u tot 't harte spreekt,
Wekt op, zoo ge in smart en leed vervielt,
Geeft kracht tot lijden en strijden.
De macht van woord en sclioone taal
Is groot voor elk gevoelig hart
Maar gloed en kracht, bij 's dichters ideaal,
Zijn heerlijk aan elkaar verbonden.
Ze spreken tot uw ziel, die klanken,
Ze doen u nu eens mede lijden, dan genieten;
Ge zult vervloeken, maar ook danken,
Waar 's dichters wil u dit beveelt.
't Lied kan spreken van liefde of leed,
't Kan weenenklagenjub'lend zich verheffen-
Ge moet steeds medevoelen en vergeet
Al wat om u heen geschiedt.
En waar het spreekt van 't vaderland,
Waar 't bruisend opstijgt tot vervoering
Gloeit u 't hart dan niet en brandt
U 't bloed niet in de ad'ren!
WWWWVV li juj