139 Frangoise oordeelde het beter dit onderwerp verder te laten rusten; ze stond op en greep Florence's arm. »Kom, laten we eens wat bij die twee duifjes gaan zitten; ze hebben nu genoeg gevrijd, en de thee staat te wachten." En ze trok Florence voort, die half onwillig volgde, en begon over allerlei andere zaken te praten, tot het tijd begon te worden om heen te gaan, en zij van de familie afscheid nam. Aan de deur fluisterde ze nog: »Moed houden, hoor Flore, en niet te veel aan die dingen denkenJe moet de hoop niet zoo gauw opgeven!" IV. De zomer liep ten einde. Blad voor blad, bloem voor bloem kwam het gure najaar opeischeneen ritselend tapijt bedekte den bodem, en de eerste voorboden van den winter dreven hendie de warme dagen buiten hadden doorgebracht, weer naar hunne steden terug. De Oudenbergs vertrokken naar Den Haag, de heer en mevrouw De Groot met hun dochter zochten eveneens hun woonplaats, Amsterdam, op. Florence dacht bij zichzelf, dat het misschien beter voor haar was, uit de nabijheid te komen van de Ten Hagens, die hun vaste woonplaats hadden in hun villa. Misschien zou ze zich die schoone dagen wat uit de gedachten kunnen zetten. Maar dit ging den eersten tijd moeielijk: voortdurend dacht ze aan die heerlijke uren daarbuiten. Ze zocht afleiding en ging veel naar de opera, naar de concerten maar het was of alles er toe bijbracht, de herinneringen van den afgeloopen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1892 | | pagina 293