f
1
J
144
van Oosterhuizen en De Groot." Vlak daarop greep
ze een der vriendinnen bij den arm: »Kom! laten we
eens een baantje afrijden, Nelly! ik word zoo koud
van dat staan" en weg waren ze, gevolgd door
de andere dames; den galanten ridder stupéfait achter
latend.
Een andermaal kwam ze hem tegenterwijl ze
eenige inkoopen in de Hoogstraat deed. Ze was in
een boekwinkel en zocht onder een stapel Tauchnitz
Editions naar Idalia, van Ouïda ze had het met
Max gelezen en zou het zoo graag nog eens doorbla
deren. Die winkelbediende had bijzonder lang noodig
om het te vindentoen plotseling een maar al te
bekende stem haar vroeg of hij haar mocht assisteeren
bij 't zoeken en haar schaduw stond weer achter
haar; ze had hem bij het binnenkomen niet eens
bemerkt, terwijl hij aan een tafel eenige photographieën
uitzocht. Graag!" zei ze opgewekt, en een schalksche
trek speelde om haar mond. Hij zocht mee, en weldra
was 't gevonden. Florence keek nog naar een paar
titelszoo goed bekendGhandosTricotrinPascarèl
jaPascarèlze kon het niet latenen liet het den
bediende ook inpakken. »Zal ik het u laten bezorgen?"
vroeg de man. »0ch neen, dank u, meneer zal het
graag voor mij dragen," zei ze leukweg, en Werner,
blij dat hij iets voor haar doen konnam het pakket aan.
»Zeg, Eduard! ga je even mee naar Perry, daar
heb ik Jeanne Heelstra zoo straks achtergelaten, terwijl
ik de boeken kocht"en Werner ging mee,
terwijl Florence, steeds overmoediger, hem nog met
een doos handschoenen belaadde, die ze bij zich had