147
»Ja, en hoe treft het, dat ik hier ook juist wan
delde!" Max wist, dat ze heden zou komen, maar
daar hij niet onmiddellijk een visite durfde maken,
had hij terecht gemeend, op deze wijze zijn doel te
kunnen bereiken.
Ze liepen naast elkander voort; Florence vertelde,
hoe zij den winter in Den Haag had doorgebracht,
Max, dat hij ijverig gewerkt had, en eerstdaags weer
een examen moest afleggen. Langzamerhand begon het
te schemereneen enkele ster verscheen reeds aan
den nog blauwen hemel. Florence en Max stonden
naast elkaar, gelukkig in hun weerzien, en zagen
zwijgend omhoog naar het wolkelooze uitspansel
alleen aan den westelijken gezichteinder vertoonden
zich nog veelkleurige strepen van de ondergegane zon,
purper, goud, violetMax wees naar de ster
boven hunne hoofden, die helder fonkelde«dat is onze
gelukster," zei hij lachend, »wie zal zeggen, wat ze
ons nog brengt!" Florence keek ernstig. «Kom,
laten we gaan," zei ze snel, «het wordt donker." En
met verhaaste schreden sloegen ze de richting naar
den straatweg in.
Daar namen ze afscheid en Florence kwam thuis,
om haar moeder ineen knorrige bui te vinden, omdat
ze zoo laat kwam en haar met de thee liet wach
tenFlorence antwoordde niets en nam een haak
werkje ter hand; haar hart was'overvol.
Het kwam haar voor, dat beiden dien avond meer
op de lippen hadden gehad, dan wel door hen uit
gesproken wasalsof ze gevoeld haddenwat ze
elkaar wilden zeggen, en het toch niet gezegd had
den