j 159 heelen hniselijken toestand kende, een onderkomen gevonden en was voornemens daar vooreerst niet vandaan te gaan. In de eerste dagen voelde ze zich verlicht en rustiger in haar nieuwe omgeving; maar weldra begon haar binnenste te spreken, en zij ge voelde zich niet verantwoord, vooral tegenover haar moeder, die ze eenzaam en hulpeloos had achterge laten, en weer vond ze zich zwak, dat ze den strijd niet had durven volhouden. In een mengeling van tegenstrijdige gewaarwordingen bleef ze voortleven, ondanks de hartelijke vriendschap van Emma, met een gevoel van leegte en verlatenheid in haar hart. Dat duurde eentwee wekenen in dien tijd dacht ze veel aan Max, wien haar vertrek wel onverklaarbaar moest toeschijnen, en wien ze tot antwoord op zijn brief niets had teruggeschreven dan: «Vraag niets, Max, ik mag niets zeggen. Ik zou je ongelukkig maken, als ik het zeide. Schrijf mij niet meer, ik moet trachten je te vergeten; we zijn niet voor elkaar bestemd." Max was radeloos, hij wTist niet, wat dit alles te beteekenen had; de geheimzinnigheid van Florence's woorden maakte hem wanhopig. Hij werd stil en teruggetrokken en zon op middelenom aan dien ellendigen toestend een einde te maken. Eindelijk boden die zich vanzelf aan. De heer Ten Hagen ziende, dat Max den laatsten tijd ongeschikt was voor zijn studie, en begrijpende, dat het goed voor hem zou zijneens in een andere omgeving te komendie hem andere gedachten in het hoofd zou brengen, sloeg hem daarom voor, eenigen tijd naar Parijs te gaan,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1892 | | pagina 313