f
1
J
161
in zijn handen Zoo ging het dag aan dag. Des
morgens vroeg wendde hij zijn schreden naar de
fabriek's namiddags zette hij zich vermoeid aan het
eenzame maalen voelde daarna geen lust zijn kamers
nog te verlaten, maar nam een boek ter hand of werkte
aanteekeningen uit
Door harden arbeid, door veel vermoeienis trachtte
hij te vergeten maar niets hielp. Hij voelde zich
verlaten. Wanneer hij de breede winkelstratende
uitgestrekte pleinen en faubourgs doorkruisteont
moette hij geen bekend gezicht, alles was hem vreemd
en nieuw, en deed hem juist verlangen naar het oude,
waaraan hij zoo verknocht was. Het leven was een
tonig en op den duur beklemmend en bijna onhoud
baar hij verlangde naar licht en vroolijkheidnaar
de onmisbare tegenwoordigheid van Florence. En voort
durend kwelde hem de geheimzinnige onzekerheid, het
raadselachtige van Florence's verdwijnen; hij begreep,
dat zij onaangenaamheden met haar moeder gehad
had maar waarom, waarom? Waarom vertelde
zij het hem nieten liet ze niets van zich hooren
Al die vragen kwelden hem voortdurend, en vergeefs
zocht hij het antwoord in het eeuwige gonzen en
snorren der wentelende wielen in het bruisende borrelen
van de gloeiende ijzermassa, in de galmende slagen
van den verpletterenden metaalklomp der mokers Alles
zong het eindelooze lied van onveranderlijk voortgaan
heden als gisteren, morgen als vandaag, zonder rust,
zonder afwisseling. De drijfriemen vlogen over de
gladde rollen en werden alleen door hun snelheid ver
hinderd van hun baan af te wijken zoo moest ook
11