J 162 zijn leven voorbijgaan, met onverpoosde vaart verder snellen, zonder zich op zijwegen te wagen, opdat hij niet uit 't rechte spoor zou geraken. De heer Rubaix beschouwde met bevreemding den zonderlingen jonkmanwien nooit een glimlach op het zwaarmoedig gelaat verscheenen die zoo onafgebroken voor zich uit kon starenpeinzend en doelloos. Eindelijk werd de overmacht Max te zwaar. Het kostte wat het wilde, hij moest Parijs verlaten, zijn toestand werd onhoudbaar. Hij wilde naar Leipzig, naar Florence, en haar zien, haar spreken. Zijn vader zou het vernemen, het was onmogelijk met den heer Rubaix hierover te onderhandelen maar hij had er alles voor over het moest geschieden. Op zekeren avond, toen zijn bezigheden afgeloopen waren, sloot hij zijn kamers, nam den nachttrein van Parijs LeipzigBerlijn, en hiermede was zijn plan volvoerd. Des morgens kwam hij te Leipzig aan en bestelde een kamer in het Yictoria-Hotel. Hij had nu wel dadelijk naar Florence willen snellen, hij kon ter nauwernood langer wachten maar toen hij eenmaal zichzelf op het uiterste punt gebracht had, deinsde hij nog eenigszins terug. Had hij niet te overijld gehandeld Florence had hem zoo dringend gevraagd haar te vergetenhun vriendschap te beschouwen als had ze nooit bestaandat hiertoe wel ernstige redenen moesten zijn want ze had hem lief, daarvan was hij over tuigd al hadden ze het elkaar nooit gezegd. Hun zielen, hun karakters, hun denken en voelen waren immers zoo geheel hetzelfdehun hartstochtenhun liefde tot het schoone en edele, hun verlangens en overtuigingen hoe dikwijls hadden ze die niet aan

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1892 | | pagina 316