J 171 bezoeken van Werner; ze was beleefd en vriendelijk tegenover hemmaar koud als marmer. En hijin zijn botte ongevoeligheidzag niet indat hij juist de eenige was, die haar in den weg stond, om zich te geven als zij wasen dat hij de kiemen van al de talenten en gaven, die in haar sluimerden, ver stikte. In zijn blinde zelfzucht zag hij slechts zijn eigen hartstocht, zijn liefde voor haar, en niet, dat zij zoo verre boven hem verheven was, dat hij had moeten heengaan en begrijpendat zijn geringe ver diensten en zijn onbeduidendheid niet met zulk een schoone gave gekroond mochten worden. En hij vroeg haar hand, en zij legde die in de zijne koud als ijs. Haar trekken stonden bleek en strakze wilde alles doorstaanalles lijdenen had zich gedwongen haar eevoel, de stem van haar hart te verstikken en te vernietigen, hopend, dat dit leven zonder levens vreugd, zonder warmte en hartstocht haar mettertijd onvatbaar voor haar smart zou maken. En zoo bleef die schoone knop in een duisteren hoek kwijnen en treuren, zonder tot een weelderige bloem in het volle zonlicht te kunnen opgroeien zoo moest de ongelukkige Florence haar vurigste ver langens, den wensch tot bereiking der edelste idealen blijven smoren in eigen boezemen het verwezenlijken van een haar voor de oogen zwevend ideaal van liefde en heerlijkheiddat die gevoelens kwam prik kelen en opwekkenvoor immer als een onmogelijkheid beschouwen. J. r t—7

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1892 | | pagina 325