f- CLVII Twee dagen daarna vertrokken het derde en vierde studiejaar naar het kamp van Teteringen, om in lichamelijke inspanning den vermoeiden geestestoestand weer wat te herstellen. Nu, het moet gezegd worden, wind was er in den kamptijd genoeg, zoodat hij niet alleen de hersenen weer eens opfrischte en daar alle overbodige examenkennis uitblies, doch zelfs den door den dienst vermoeiden krijgslieden nog het zeildoek, dat hen beschutte tegen het hemelwater, boven hunne hoofden wegrukte en de losgeraakte wanden der tenten als vlaggetjes deed wapperen. De eerste familieavond was recht gezellig, de Gou verneur der Academie en de Eerste Officier vereerden met hunne tegenwoordigheid het landelijk verblijf der kampeerende cadettenterwijl menig lief toiletje het vroolijk aanzien der gezellige familietafeltjes verhoogde. Dat er nog steeds veel animo voor het dansen be stond, is het niet overbodig dat te vermelden? Het werpen met lichtkogels kon ongelukkig door den dichten plasregen die op hoogst prozaïsche wijze een einde maakte aan het heerlijke avondje, niet tot zijn recht komen. Een der beide lantaarns, die tot verlichting van het bal in de amusementstent diendenwerd met groote zelfverloochening gedragen door een der in de overgangsperiode tot het vierde jaar levende cadetten van het derde. Als een toonbeeld van edele opoffering zat hij een uur lang op de muziekkast, terwijl hij in het bescheiden licht van de lantaarn mij deed denken aan den zangerigen Piet Paaltjens op Friesland's noord kust en het regenwater dat het zeildoek verzadigd ft)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1893 | | pagina 165