t
5
Nog waakt de Leeuw, gelegen aan
Haar voet, hij brult en geeselt met den staart
Zijn flankenwaar een onheil dreigend naakt.
Nog zijn de tijden van Scaevola niet verjaard,
Geen eeuwen doen den roem vergaan,
Dien onze vaad'ren oogstten, want
Een breede schaar van dapperende bloem
Van Neerland's jongelingschap zweert steeds nog jaar
Op jaar: »Trouw aan de Koningin!" en dorst naar roem
Paart zich aan liefde tot hun land.
Nog zijn er mannenvroom gezind
Die goed en lijf aan 't moordend staal en kruit
Ten offer brengen; 't strijdgewoel verstomt,
Wanneer in 't rond de kreet klinkt, daverend geuit:
»Steeds voorwaarts! Redt het Koningskind!"
J.