j
7
Wees eindelijk ook een parel van den morgendauw
gelijk, die neerdaalde op een slanken stengel, die
haar trotsch een blad, als vasten arm om in te rusten
bood, en daar nu schittert, rijker dan het teerst
juweel, in 't milde morgenlicht, maar die ook straks,
als hijdie haar eens opving en beschermend
droeg, dan kampend met de heete zon van dorst
versmacht, zich geven zal, haar glans, haar schoon
heid, zich geheel, als offerande aan hem, wien eenmaal
zij zich gaf, geheel hem toegewijd, vervuld van hoop
en vol vertrouwen op zijn toekomst, toen wel onbekend,
maar lieflijkvalsch omsluierd in 't donzig roze van
den morgenstond.
Wees zoo, streef, streef naar dat verheven ideaal
en dan, dan zult gij eenmaal berekend voor de
schoone, zware taak zijn, waartoe 't lot ook U eenmaal
wellicht zal roepenAmen
Due de Tjolk.
r