f- 11 en hem nn zoo ruw en spottend, bijna met leed vermaak afstootte. Wat keek hij bedroefd in de zee, en hoe langzaam en treurig ging hij heen Maar ze moet bij het licht waken, en reeds begint de storm te gieren. Twee, drie uren gaan voorbij, en nu raast de wind en beuken de golven zóó, dat de toren trilt en schudt. De donder brult met de zee in koor, en de blauwgele stralen van den bliksem verlichten met korte tusschen- poozen het water tot den horizon. Marie waagt het, een venster te openenmaar nauwelijks is de grendel los, of de wind vat het raampje en slaat het heen en weeren als Marie het beproeft te sluitenwordt het uit de hengsels gelicht en vliegt in zee. Heur haren raken losen fladderen haar om het hoofdwant de storm baant zich een weg naar binnenen fluit en gilt. Onophoudelijk dreunt de donder, buldert de zee en gieren de windvlagenen de toren zucht en kraakt. Nu wordt Marie bang, want ze voelt, dat het houten gebouwtje heen en weer beweegt. Toch mag ze haar post niet verlatenwant bij het flikkeren van het bliksemlicht heeft ze een vaartuig ontdekt, dat beproeft binnen te zeilen, zonder op de gevaarlijke klippen te stooten. Eenige planken van de lichtbaak splijten en worden losgerukt, en slingeren ratelend in zee; nu heeft de wind vrij spelen hij grijpt den torenen beukt en schudt hem, dat het een aard heeft. Onophoudelijk kraken de oude balkenzij steunen en jammeren. Mcirie's gelaat is wit als sneeuw gewordenze klemt zich angstig vast, de toren zal het niet lang uithouden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1893 | | pagina 227