f 1 J Plotseling uit Marie een kreet, en snelt langs de wrakke trap naar beneden, want zij heeft gezien, hoe de stortzeeën het schip gespleten hebben, en de manschappen, die in het water geslingerd worden, wanhopige pogingen aanwenden, om het strand te bereiken. De vallende lamp stort verbrijzeld op den torsenden reus, die nu den arbeid opgeeft. Vóór hij zich in veiligheid kan brengenverblind door het zoute water en het bloed, dat langs zijn gelaat stroomt, voltooit een laatste windstoot het vernielingswerk en donderend valt de toren in. Als Marie het waagt aan een der opvarenden, die zich heeft weten te redden, en nu hijgend en doods bleek met de hem omstuwende visschers spreekt, te vragen of de golven ook Jean Pontilleur tot offer geëischt hebbenhoort zij het onnadenkend gegeven antwoord, dat deze waarschijnlijk eerst met de volgende vaart zal meekomen- Want hij is in Engeland gebleven zegt de manwaar twee donkere oogen hem geketend hebbendie hij over de zee wil meevoeren 0111 er altijd in te kunnen lezen Zij zinkt niet ineenzij barst niet in tranen los zij is doodsbleek, en als zij zich omkeert, en langzaam heengaat, ziet zij Arnac's lijk ten deele begraven onder den ingestorten toren. Zijn gebroken oog staart haar aan, alsof het zeggen wilde: »dat zou ik u niet aan gedaan hebben en nu begrijpt zij zijn offer. En de wind huilt, de golven schuimen en spatten. J.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1893 | | pagina 230