yy
TT
J/ aak droomde ik van U
■4^ Uw lieflijke gestalte
Boog neder over 't bed
Waar ik mijn rust genoot:
Zacht kustet Gij mijn' mond,
Mijn voorhoofd en mijn wangen.
Terwijl Gij liefdevol
Mij in Uwe armen sloot.
Gij maandet zachtkens mij
Tot lijd'lijke berusting,
'Wijl 'k aan Uw zacht gebod
Geen langen weerstand bood.
Tevreden sliep ik voort
Totdat ik zou ontwaken.
Dan doemde 't »Nu" weer op:
Alleenen Moeder dood
Toni.