t
J
21
een popelend hart een aanvang met den arbeid, die
mijn toekomstig levenslot zou beslissen. Ik begon met
een vaart en een koppigheid, alsof ik van plan was
in datzelfde tempo den geheelen weg te doorloopen,
doch weldra moest ik een aanzienlijke vertraging doen
intreden, en met angst dacht ik aan de vele uren,
die nog voor de borst stondenDoch de liefde
zou mij kracht schenken, de hoop gaf mij vleugelen,
en van tijd tot tijd dacht ik op scherpzinnige wijze
na over het vraagstuk of zich aan het uiteinde van
een horizontaal, door mijn middelpunt en de verticale
as des bergs getrokkende persoon van Anton Hollman
zou bevinden, dan wel, of die aanmerkelijk daar
beneden zou gezocht moeten worden. De vreeselijke
gedachte, dat, volgens de onverbiddelijke wiskunstige
wettenhet gevraagde punt zich ook wel eens aan
merkelijk daarboven zou kunnen bevinden, deed mij
sidderen en met een taai volhardingsvermogen den
tocht voortzetten. Daarbij dacht ik als afwisseling ook
eens aan Grete en liet ik de tooneeltjes tusschen haar
en mij nog eens mijn geestesoog passeeren, en ik trok
daaruit de opwekkende conclusie, dat de kansen toch
niet zoo slecht voor me stonden.
Na geruimen tijd geklommen te hebben, nam ik
een weldadige rust, en versterkte mij met een gedeelte
van wat mijn knapzak opleverde. Daarna zette ik de
reis met moed verderhet was intusschen twaalf uur
geworden. Te één uur kon ik den Aussichtsturm
reeds bespeurener was nog geen zweem van een
zakdoek te onderkennentrouwensdan zou Anton al
zeer snel hebben moeten marcheeren. Ik schatte den
af te leggen afstand op geen kwartier meer.