22
Op dit hoopvolle oogenblik was het, dat er een
beweging begon te ontstaan in een talrijke kudde
koeiendie op de hellingen graasdeen door wier
midden ik reeds eenigen tijd wandelde. Bij onder
vinding wist ikdat deze vreedzame dierenwelke
men in het gebergte meermalen aantreft, den wandelaar
nimmer overlast aandoen, doch ditmaal schenen ze in
een eenigszins opgewonden stemming te zijn. Ten
minste, een stevig gebouwde stier gaf, na mij eenige
oogenblikken nieuwsgierig aangestaard te hebbendoor
een hoornbeweging op ondubbelzinnige wijze te kennen
dat mijn aanwezigheid hem niet zeer behaagde. Ik
week uit, en zag om, of de herder zich in de nabijheid
bevond om mij te helpen. Doch zooals-dat gaat: juist
in dit gevaarlijke oogenblik was hij nergens te be
speuren. Naarmate ik echter meer zijdelings ontweek,
begon het domme dier meer schijnbewegingen met
zijn kop te makenen eindelijk was ik genoodzaakt
achteruitloopend te retireeren. Dit maakte mij wan
hopig; ik had nog liever gehad, dat het beest mij op
de horens naar den top had gedragen, dan op die
wijze den nog te doorworstelen afstand elk oogenblik
te zien vergrooten.
Ik ging steeds achteruit het dier volgde. Ik
sloeg van tijd tot tijd op vervaarlijke wijze met mijn
bergstok door de luchtdoch de stier liet niet af. Zoo
duurde deze vervolging gedurende ruim twintig minuten
voort, terwijl ik hoe langer hoe zenuwachtiger en
woedender werd.
Ik had op deze wijze eenigen afstand doorloopen,
vol onmachtigen toorn de grofste vloeken uitend, die