28
Gevormd wordt tot soldaat.
En 't lieve zoontje bloost
Bij 't denkbeeld, dat ook hij,
Gewapend rnet geweer,
Die poort doorschrijden zal.
En 'tgrijs gebouw ziet neer;
Het glimlacht van omhoog.
Men stapt nu verder voort;
Het voorplein wordt betreên.
De «kaasstolp", «loods" en «stal,
Getuigen van 't voorheen
Staan zwijgend toe te zien.
Hij schrijdt: «Enricus" door;
Betreedt de binnenplaats,
Waar de sergeant-majoor,
Met teed'ren vaderblik,
Het nieuwe kroost aanvaardt;
Waar hij met vriend'lijk oog
Naar deze kleenen staart,
Die men hem toevertrouwt.
En hijgend klimt de baar
De steile trappen op,
Bereikt weldra zijn krib.
Vlug, jas, broek, vest en dop
Op 't beden 't mouwvest aan
't Valiesje wordt gepakt
't Ligt alles fraai dooreen.
't Adres er op geplakt',