j 33 Hoog aan den gewelfden hemel, Ver, onmetelijk ver verwijderd Glinstren sterren, zich verliezend In den eindeloozen ether. Door hun roerloos stille kalmte Indrukwekkend, grootsch en heerlijk, Zijn die beelden van 't onwrikbre Vlekkeloos zuiver, blank als zilver. Ze verkondigen hun leven Door den glans, die van hen uitgaat, Alom lichtend als een fakkel Door de gansche scheppingsruimte. Dankend loven wij de sterren Die ons van hun leven schenken Licht ons zendend mild en loutrend In den nachtelijken duister. Onbereikbaar, hoog verheven, Smetloos zuiver schept de mensch zich Idealen; 't zijn de sterren Die zijn levensweg verlichten. Q. A Q. D. 3 c

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1893 | | pagina 249