^^^"enS eeU 'j1'00'' maar ZÜ" kracht is voorbij. Zijn tempel wordt niet meer betreden; Eens had ik een Jeugd, maar haar zang is verstomd, Haar weelde hoort tot het verleden. Eens had ik een Vriend, doch mijn oor mist zijn stem, Zijn hand drukt niet langer de mijne G'loof, Vriendschap en Jeugd, welker machtige kracht 'k Zoo sterk dacht ook zij moesten kwijnen. 0, 'kweet het: alleen slechts aan mij is de schuld, Hat mijn g'looven in twijfel verkeerde, Omdat ik geen lijdzaamheid had en geduld, En het kwaad met het goede niet keerde Mijn schuld is het, dat ik mijn jeugd niet genoot, Haar verstikte in gif en in tranen Mijn fouten ook hebben de vriendschap gedood, Die 'k toch eenmaal onsterflijk mocht wanen. Nu bid ik het vroom «Onze Vader" niet meer, Mijn vrienden duur zwoer ik hen af.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1893 | | pagina 254