48
Alles was voor hen alléén geweest, de golvende vel
den de wuivende bosschende kronkelendeheldere
beekjes! Zelfzuchtig hadden ze genoten, en de zon
nige, breede hei lag daar alleen zoo vredig uitgestrekt
voor hén, het donkere dennenbosch, goedig in zijn
machtigheid van groenstak daar aan den horizon af
tegen het blauw van de lucht, alléén voor hén. Dolf
was zoo goed voor haar, dacht ze, en ze keek met
haar mooie, bruine oogen vlak in de zijne, tot hij de
teugels in één hand namen de andere om haar hals
sloegom een kus van haar wang te stelendie nu
vroolijk gloeide van levenslust en door de streeling
van de heldere, kristallen avondlucht.
En droomend van hun geluk en hun tevredenheid,
zagen ze beiden naar de zondie steeds daalde en
den hemel tintte in vele kleurengoud over blauw
en goud over roodtelkens andere lichten werpend
over de korenvelden en de bosschen.
Black, het paard, schudde ongeduldig het hoofd,
als wist hij niet, waarom men hem van avond dwong
zoo langzaam te loopenzijn meesteres was anders toch
niet bang, eens flink over hoog en laag te draven
Marie begreep hemen namontwakendde teugels
uit Dolfs hand.
»Kom," zei ze, «dat luie leventje is niet goed voor
Black, en de weg is hier zoo mooi recht en vlak, dat
we niet mogen verzuimeneens een half uurtje heerlijk
te vliegen!" Ze klapte met de zweep, en nu ging
het zonder ophouden in snelle vaart langs de heuvels,
de bosschen en de bouwlanden. Hier en daar kwam
men een boerderij voorbijen de bewonersvoor de