59 dat ze toch zoo noodig had? Ze gevoelde dat dit zoo zijn moest, maar ze kon niet zeggen, wat het was. In een opbruising van haar gezond, bloeiend leven had ze haar hand geschonken aan Dolf, toen deze de zijne, breed en gebruind, uitstrekte, en nu, ondanks het machtige van dien hartstocht, vond ze een heerlijkheid in de fantastischedwepende gesprek ken met den zwaarmoedigen Eduarddien zieken droo- mer, wien levensmoeheid en smart uit de oogen spraken. Het was en bleef haar een raadsel, groot en beangsti gend in zijn onoplosbaarheid. Eduard was nu geheel hersteld, de arm was gezet, en moest nog alleen veel rust hebben. Ofschoon hij telkens over zijn vertrek naar Nijmegen sprak, rekte hij zijn verblijf bij de familie Hellouw voortdurend: ook hèm was het onmogelijk uit den too vercirkel te geraken, die Marie om hem getrokken had. Steeds nauwer werd de band, en eindelijk, op een avond, toen de schemering reeds zijn parelgrijs over de aarde uitgootwas het Eduard onmogelijk de golven van dien grooten oceaan van wee welke hem naar de lippen welden, langer in te toornen. En al het lang in zichzelf gedragen en gesmoorde lijden werd nu langzaam en pijnlijk tot woorden, en hij sprak, als moest die vloed van bittere woordenbij tusschen- poozen vallendéén voor éénhem verlichting bren gen. En voor die vrouw, rein en blank, die hem aanzag vol liefdemet oogenwaarin iets vochtigs sidderde, als een vloeibare diamant, met facetten van kleur, voor die vrouw sprak hij zijn leed uit,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1893 | | pagina 275