60 omdat zij het was, die gevoelen kon, wat hij gevoeld had, toen het groote licht uit zijn binnenste werd weggenomen en duisternis, zwaar en somber, intrad. En hij wistdat zij het niet zou ontheiligenhet reine beeld van de Godheiddie hij eens aangeroepen had; hij wist, dat zij het bloedende hart niet ruw zou aanrakennu het voor haar openlagin zijn sidderende pijn. En hij wist, dat zij de teere weef sels, fijn als van glasdraad, en gesponnen in de binnenste schuilhoeken van de ziel, niet zou verscheu ren nu ze vóór haar lagendaarvoor haar oog dat verlangd had ze te zien. Hij vertelde haar alles, van den beginne af: hoe hij reeds als jongen een oneindige behoefte gevoelde aan vriendschapaan wisseling van gedachtenen hoe tweemaal een vriend, voor wien hij alles opof ferde, hem ontviel, omdat het bleek, dat zij hem niet konden gevenwat hij verlangdeen zij zulk een trouw en een toewijding niet begrepen Dat reeds had hem schuw en stil gemaakt, en hij had gemeenddat voor hem het medeleven van een tweede persoon niet bestaan kon. Langen tijd had hij daarin berust, totdat hij een vrouw ontmoette, voor wie hij nogmaals besloot een leven van trouw en zelfverlooche ning te leiden. Maar ook daarin had hij niet gevonden, wat zijn bestaan van liefde hem zoo ten volle had doen verdienenen zijn verdere jaren waren een voortduring van somberheid geweest, doormengd met den twijfel of de menschen werkelijk zoo wreed waren, dan of hij in hun midden misplaatst was, en vervuld van het onbeantwoorde vragen, of dat Geluk,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1893 | | pagina 276