t
J
70
Al de geheimen te ontsluieren
Die immer ons omvangen houden.
Moog' het een quaestie zijn van Tijd,
En wèl hen, die ze ons verklaren.
0 Tijd, uw rol is in het leven
Een groote; alles danken we u;
Gij zijt het, door wien 'tal tot stand komt,
Al schijnt uw hand ons soms wat ruw.
Veel vreugde doet gij ons genieten,
Zijt ge ook vaak oorzaak van veel leed.
Wij worden door u voortgedreven
Op 'tpad, dat men te kort betreedt.
Snel voort, o Tijd, en toon ons 't leven,
In al zijn vreugde en zijn smart.
Gij zijt voor ons hier op deze aarde
In 't ongeluk steeds onveranderd.
Wanneer ons zware slagen treffen,
Tracht gij ons die te doen vergeten
En veelal slaagt gij in het heelen
Der wonden, schoon ze smart'lijk zijn.
Gij ziet een vrouw, denkt haar een engel,
Bemint haar op het eerst gezicht,
Schenkt haar uw hartuw zieluw leven
En hoopt, dat zij uw smart verlicht.
Koor.
Mensch.
Koor.