J
Jn 0L(Svlwv.
DE LEZER STELLE ZICH S. V. P. VOOR:
een ontloken witte roos;
twee half ontloken rozen;
a. Een rozestruik tweeknopjes; aantal blaad
jes naar verkiezing, mits
rozenblaadjes.
b. Een trapladdertje in de nabijheid van dien
rozestruik.
c. Een dwergje staande op het laddertje, druk
bezig doorntjes te plukken.
d. Een mandje liefst een snoeperig werkmandje,
waarin het onder c genoemde dwergje de
doorntjes opbergt.
eel geluk! beduidt het bloempje,
Dat ge in uw verbeelding ziet,
Doch een roosje zonder doornen
Ach't groeit op deze aarde niet
Zelfs aan mijn denkbeeldig struikje,
Aan mijn mooie witte roos,
Zijn de stengels en de blaren
Geen van alle doornenloos.