Bij het Portret.
Moge een onzer den Almanak na ontvangst of
vluchtige lezing al eens achteloos ter zijde hebben
gelegd, ditmaal zal zijn exemplaar duurzame waarde
voor hem behouden, het is versierd met de afbeel
ding van onze geliefde Koningin, aan Wie het
behaagd heeft ons dat eervolle voorrecht toe te
staan.
Geen van ons, of hij zal dikwerf zijn Almanak
van 1894 openslaan, om te staren op die beeltenis,
vol eerbied voor de majesteit, die in zijn oogen
het hoofd van onze Vorstin met een aureool om
geeft. Een huivering van geestdrift zal hem door
trillen, als hij den eed van trouw gedenkt, dien
zijn hart reeds gezworen heeft aan Haar, voor
Wier eer hij strijden en zich geven wil, waar dat
geëischt wordt; hij zal zich herinneren, dat in alle
tijden Neerland pal stond, waar het Oranjehuis
den scepter voerde, en uit het diepst van zijn ge
moed zal een jubelkreet stijgen, de kreet die alles
omvat, wat hij dan gevoelt:
»Oranje boven!"
De Redactie
J. T.