DROOMERIJ.
Nog 'nuur en de zon staat op haar hoogtepunt.
Wat is ze vroolijk dezen morgen: geen wolken
belemmeren haar ook 't uitzicht op onze schoone
aarde; zij is zich bewust harer edele taak Koningin
van 'tLicht!
Opgeruimd is ze en haar stralen ijlen, als brengers
eener .blijde boodschap, naar omlaag.
O! zoo lang nog de zon in prachtigen vuurgloed
zich afteekent op het vloeiend azuur van den hemel
is er hoopleven geluk.
En altijd gaat ze, fier onder de weelde van haar
poëtisch bestaan, voort met koninklijk haar gaven
te verspreiden.
Haar licht valt ook op het geboomte, dat de
helling eener bergketen bedekt, 't Zijn dunne stam
men, wier ouderdom nog niet het aanzijn schonk
aan sagen; geen kruinen, die in speelschen overmoed
de wolken aanraken en door 't minste fluisteren
van den wind in de bladeren de aansluiting tusschen
de gevaarten der lucht veranderen in scheiding.
Geen dichter bevolkte, zonder de overlevering te
raadplegen, dit bescheiden woud met 'n heir van