VELDDIENST. at is dat voor een heldenstoet, die door de straten schrijdt, In stramme houding, vast van blik en het gezicht verblijd 'tls Kilacadmon's dappre schaar, die zich ten velddienst spoedt, De eene helft gedekt met pet, de andre helft met hoed. Hoort gij 'tgedreun der trommen wel, waarop de tamboers slaan? Ziet gij 't Bredasche volk daar wel in lange rijen staan? Met eerbied en ontzag in 'toog, beschouwen zij den stoet, De eene helft gedekt met pet, de andre helft met hoed. Zoo schrijden zij de straten door, een luitenant aan 't hoofd Zij hooren slechts 't gedreun der trom, als van hun wil beroofd. Op «tam» vergaat de linker- en op «tram» de rechtervoet Der schare, half gedekt met pet en half gedekt met hoed- Maar straks eerst vangt het strijden aan, daar buiten op de hei, Daar vecht met doodsverachting elk en staat men zij aan zij; Daar ziet men 't onderscheid eerst recht, ziet men 't verschil eerst goed De vrienden zijn gedekt met pet, de vijanden met hoed.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1894 | | pagina 207