EEN STEPPENDROOM.
Kordofan's eenzame steppen, dof is de klank der
kameelbellen.
Er ligt iets onbeschrijflijk melancholisch in dien
Oosterschen zang, nu eens droomerig fluisterend
als het lispelen van den zefier, dan weer opbrui
send met den gloed van 't Zuiden.
Somber is de rhythmus, somber als het ver
verwijderd ruischen eener hemelsche muziek, plechtig
wegstervend in de oneindige ruimte, vaag, maar
betooverend
Mijn God, wat beteekent die snijdende gil rauw,
doordringend als een laatste wanhoopskreet
Stil, hoor het vloeken der drijvers, het fluiten en
zwiepen der zweep, die meedoogenloos het arme
uitgeputte lichaam geeseltWeer een doffe
kreet der vertwijfeling, dan is alles stil
Eén oogenblik slechts verstomt het geluid op de
lippen.... dan gaat de melodie voort, droevig en
zacht, de lijkzang bij het doodsgerochel van den
slaaf
eemoedig
ruischt het lied der drijvers door