48 „Heb medelijden, meester, ik kan niet meer, laat mij sterven/' Als een ademtocht vloeien de woorden van zijn lippen. Één oogenblik staat Nina als verstijfd, het gelaat met een doodelijk bleek overtogen, dan knielt zij neer voor den Arabier, de handensmeekend gevouwen. Vergeving, meester, heb genade," zoo ruischt zacht de stille bede van liefde, roerend als het gebed van den stervende. Arm, onschuldig kind! Slechts het hoonend gelach van den slavenhandelaar, het verachtelijk op zijde stooten. Ten tweede male is de zweep dreigend opgeheven Onverschrokken werpt het meisje zich tusschen hen in. Het hoofd is trotsch in den nek geworpen, de vuistjes gebald; hoog richt zij zich op, fier als een vorstin, voor wier majesteit alles knielt. De donkere oogen vlammen met heiligen gloed in den avondwind golven de gouden lokken Grootsch, verheven staat zy daar, de bescherm engel van het goddelijk recht der humaniteit En ver in 't bloedrood Westen schittert de step- penzon; haar licht omstraalt de Koningin der edele, reine liefde met purperglans! De Arabier deinst terug. Zóó kan slechts een engel van Allah zijnneergedaald om den onder drukte te beschermen. Diep in zijn gemoed klinkt de stem van het geweten, de edelste klanken in het menschelijk hart, en met deemoed buigt hij het hoofd voor die hemelsche machtMaar zijeen Christin!.... Gebroken is de mystieke bekoring, gesmoord de stem van het gemoed; woest bruist de godsdiensthaat, de ontembaarste aller harts-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1894 | | pagina 212