51 morgana van zijn brekende oogen. Diepe oneindige weemoed vervult zijn hart; somber, als overdekt door een sluier des doods, zijn de eenzame steppen. Ver, ver weg dwalen zijn gedachten, jaren terug, toen zij nog leefde met hem in Zanzibar. Hij ziet zich weer gezeten met Nina aan Zanzi bar's strand, terwijl de avond daalde; de onmetelijke oceaan zich wiegde in het licht der wegzinkende dagvorstin. Geheimzinnig bruisten de golvenbetoo- verend, wegstervend over de stille watervlakte, klonk het gezang der sirenen. En boven hem ruischten weemoedig de palmen, bewogen door den zucht des zefiers. Bekoorlijk, als een hooger wezen, was zijn Nina, wanneer het avondlicht rustte op haar lokken Hoort hij daar niet het luiden der minarets- klokkendof, weemoedigde menigte op roepend tot het gebed? 't Zijn de klanken des doods, hem medevoerend naar het oneindige Rust zacht in den eeuwigen slaap in het rijk der dooden, slaaf, slechts geboren om vertrapt te wor den, nimmer gekoesterd door de stralen van 't geluk De schemering daalt met valen gloed, nog een maal schiet een bundel licht door de nevelen, rood als de vlucht der flamingo's; zacht zweven de stralen heen over de dooden, ver, naar't Zuidenen bren gen den heiligen stervenskus over aan een moeder in de hut der negerkraal, wachtend, immer wach tend op haar kind Irneii-Wally.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1894 | | pagina 215