I
54
dat juicht en jubelt.
De zangers van de lucht verkonden luid hun dank.
Die toon verrukt het hart van al wat leeft en wil
[genieten.
De vreugde-bloemen heffen 't hoofd, de vlinders vliegen
van bloem tot bloem het grijzige is verdwenen
met vroolijk blauw tooit zich de hemel
en lacht de aarde toe,
die frisch en fleurig uit dien lach
zich nieuwe vreugde schept.
O Dagvorstinik dank u
Uw gouden gloed verdrijft
al 'tsombre, al het nare,
al de verveling.
O! kondt gij altijd, eeuwig blijven! straalde eeuwig
uw glans, üw luister in ons hart,
dat smeekt om vreugd
Maar neen, ik weet het, eens helaas
komt weer de droeve tijd van scheiden,
tot weerziens dan
W.
ff; ffi; -
r iVut t-:.
1 .1V7 :Kj