NOODLOT. Aan M. I. sÜÜet was hem nu, alsof een groote storm had uitgewoed, alsof een periode van zonloozen 3 nevelvan duisterheid en verlatenheid voorbij was. Het dwalenhet moedeloos tasten in den blinde, telkens struikelend, zich zwak gevoelend dat alles had nu voor een gevoel van rust plaats gemaakt, onder zich den vasten, effen grond, waarop men geleidelijk kon voortgaan en veilig. Want het medeleven van die vrouwenziel zoo fijn, zoo luchtig broos opgebouwd uit kristallen van intieme gedachten, van weeke emotieswierp over zijn bestaan een licht, dat straalde als in een be wuste macht van onuitbluschbaarheid. Het wekte alle gestorven droomen verjongd uit hun graven, en deed nieuwe kiemen ontluiken, en zijn ziel was weer jong en dwaalde weer door de bloeiende lan douwen, waar warmte was en zonneschijn, waar de bloemen in vele kleuren schitterden en heldere stroomen voortbruisten langs glinsterende rotsblok ken, met jubelend geklater. Wat voor den killen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1894 | | pagina 219