61 Voorbij was de dag, en verdwenen het licht, dat hem omstraald had, en de scheiding daar. Geen woord spraken ze meer, zwijgend drukte hij haar hand en boog het hoofd Toen gingen zij. En de zwarte nacht alom, de verwoesting in zijn binnenste, dood en rouw in het hart. IV. Dor en doodsch waren de dagen, die nu volgden een zwijgend voortgaan in den eentonigen kring der dagelyksche beslommeringen. Troosteloos-ver laten zich gevoelen te midden der woelende men- schenmenigte, van wie niet één hem kon doen vergetenwat hij leeddie allen klein en machteloos waren tegenover de vernietigende kracht van het Noodlot. Zij had hem geschreven, en voor een oogenblik hadden haar woorden hem verlichting geschonken, hem nog een enkelen blik vergund in het Eden, waaruit hij verdreven wasToen was de nacht weer ingetredenen hij had verder eenzaam zijn weg willen vervolgen en voortstrompelen naar het onbekende Want hij had begrepen, wat zij daar neergeschreven had Alles of Niets. Nietsgeheel Niéts Maar dat was immers on mogelijk, daaronder zou hij bezwijken, na die dagen van weelde, van onuitsprekelijk Geluk Dat was het einde, dat was het afsterven Maar het moest. Voor hem kon nu niets anders meer bestaan. De illusie was nu gebrokenen niets kon haar meer doen herleven, altijd zou het Nood lot tusschen hen blijvenhet verlangen naar méér.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1894 | | pagina 225