69
haar noodzakelijk lager en lager zou doen dalen
gaarne zou hij het voorkomen, doch hij kon en
mocht dat niet. De wereld kwam steeds als Justitia
tusschenbeide en sprak het, naar haar inzien recht
vaardige, doch strenge vonnis uit: Zulks niet."
Dan schokschouderde hij en er ging een lichte
trilling door zijn leden.
Thans was het immers nog niet te laat, het
schip in nood, waarop zij zich bevond, te redden,
zoo men slechts de bakens verzette en de lichten
ontstak om het den weg aan te geven, de veilige
haven in. Nu luisterde het nog naar het roer,
den wil der menschen. Maar werkeloos moest hij
blijven, terwijl onder zijne oogen de schipbreuke-
linge het verderf te gemoet ging. Hij zag, dat de
stranding nabij was, het was hem niet toegestaan
die te voorkomen.
En dat griefde hem.
Zijn hartstochtelijk verlangen was het wezen
idealistisch in zijne door passie verblinde oogen
op te heffen uit den poel, welks slijk haar bezoe
delde en zich vasthechtte aan de ragfijne strooken
van haar zonnekleed.
Zijn Groot-lief!
Hij zou haar met eigen levensgevaar willen redden
uit het drijfzand, waarop zij zich onbewust begeven
had en er nu in wegzonk, langzaam, langzaam....
het was een wisse dood.
Het was een wisse dood, niet de dood van het
lichaam, maar die van de ziel, van eene kinderziel,
rein en onbevlekt.