usteloos joegen de wolken voort, storm dragend in haar schoot. Op den duintopstarend in zee, zat de Moeder mijns Levens, en vochtig waren haar oogen. Maar ik achtte het niet, want opstand en ontevredenheid waren in mijn binnenste, en de banden van mijn bestaan klemden nauw. Voort wilde ik, weg van het kleine en eentonige, dat mij kluisterde, en ik wilde het leven wijd en breed in mijn hart, dat onvoldaan was. Regen wilde ik voelen, kletterend in mijn aangezicht, storm wilde ik trotseeren; maar ook naar zon, naar on eindigheden van warmte en licht, naar bloeiende dreven en helder bruisende stroomen smachtte mijn ziel, die dor en ledig was in haar eng bestaan. Hartstocht en verlangen trilden in mij: hartstocht, geboren uit het onbevredigde; verlangen naar groote emoties van Liefde, naar heftige beroeringen van zielsgenot.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1894 | | pagina 237