74 En zij, die daar zat op den duintop, weende, want liet vaartuig was rank en teer, dat mij dragen moest naar de verre, onbekende streken van mijn verlangens, die ik zag aan den horizon, in witte gewaden van licht. Aan de duinroos vertrouwde zij haar smart toe, want mijn oor sloot zich voor haar smeeken, en ik achtte haar tranen niet, want ik voelde miskenning en leegte in mijn hart. Vele landen heb ik gezien, vele bloemen hebben my haar sprookje toegefluisterd. En ik heb ze ge voeld, de groote stormen des levens, hun vlagen hebben mij in het aangezicht gekletterd. En de groote, eeuwige zon heeft haar lichtkoepel over mij uitgespannen, en alle deelen der wijde, woelige wereld hebben hun schatten aan mijn voeten uitge spreid. Maar leegte is in mijn hart gebleven. Zij wisten het niet, de wuivende bloemkelken, die sprookjes fluisterden van haar bloemen-koningin, wier blanke armen mij zouden omvangen, wier donker oog in het mijne zou staren, wier hart zou kloppen tegen mijn hart. Elke bloem had haar sprookje, maar geen klonk als het mijne. Zij wisten het niet, de reuzen in het woud, die medelijdend met hun takken ritselden, als ik hun mijn smart verhaalde. Zij spraken van groote daden en grootere gedachten nog, maar hun denken was het mijne niet en leeg bleef mijn hart.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1894 | | pagina 238