76 waar, bij een flikkerend lampje, eene vrouw zat, en waakte. En ik was in mijn eigen land, dat ik verlaten en verstooten had. Mijn lippen vonden geen woorden, maar rust kwam over mij, toen ik mij wierp aan het hart van haar, die geweend had als ik haar verliet. En daar, geklemd in haar armen, vond ik al het gezochte, aan welks bestaan ik getwijfeld had, en schooner, machtiger dan ooit te voren klonk het ruischende Lied van de Liefde, de onveranderlijk trouwe Liefde, die leven doet en hopen. Tevreden was mijn hart. J.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1894 | | pagina 240