91 De maan komt langzaam op en hare zilv'ren stralen Verlichten 't hoog geboomtverhinderd neer te dalen Tot waar het meer zich spreidt, doen zij de kruinen baden In zilverglans, als met een paarlendauw beladen. Beneden in het riet begint het nu te leven: Voortdurend ziet men er veel kleine lichtjes zweven, Nu helder, dan weer dof en straks op eens verdwenen, Of op eene and're plaats weer plotseling verschenen. Lichtvlieg en glimworm zijn 't, die met hun zacht geflonker Als vonken zijn der hoop in 't hartbeklemmend donker. Renda.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1894 | | pagina 255