Kleine Schetsen
L WACHTEN.
Hij zat bij het haardvuur en wachtte.
Ander licht dan dat van de vlammen was er niet,
en ze deden een sluier van licht-duisier in het
vertrek dalen. Die sluier beefde, op en neer, als
bewogen door een geheimzinnigen adem, telkens
wanneer de vlammen hooger opflikkerden. Ros
scheen de gloed op zijn gelaat, dat naar het vuur
gekeerd was. De armen op de knieën, de oogen
in het roode vlamgeflikker.
Felix wachtte. Hij zou komen, ja, daarvan was
hij overtuigdhij zou zeker komenHet was
nu vele maanden geleden, sedert zij elkaar gezien
hadden, maar de omstandigheden hadden het zoo
gemaakt en hun vriendschap van jaren zou daar.
door toch niet verminderd zijn. Vriendschap van
jaren ja, jaren had ze geduurd, al was de tijd
zoo snel geweest, alsof slechts minuten verloopen
waren. Nu waren ze om, die gelukkige jaren, en
Felix zou zijn vriend moeten missen, wien de plicht
naar verre landen riep. O, hij zou meewillen, alle