105 tot de vorming van haarzij, groot en majestueus in haar heiligheid van toewijding, en klein toch in het wegschuilen aan zijn borst, haar veilige rust plaats. En ver weg, in harmonie met het (luisterend ge- droom der zee en het suizelen van den wind in het duingras en het plechtig sterrenliedklonk muziek. Het deed hem niet aan de muziek der menschen denken; het brak niet het geluk, dat daar tusschen hen zweefde het was z ij n muzieken zij hoorde dat, en knikte hem lachend toe.... Hij zweeg en luisterde ook, en inniger werd hun omklemming en de walsmaten ruischten voortin wiegelend sleepen.... De violen weenden, en liefkoosden hun smart, de smartelijke melancholie van weeke wals maten, die hij geschreven had uit zijn binnenste, uit zijn leed en zijn geluk. De muziek klaagde, en jubelde dan weer, en stierf dan zacht weg, stervende in weelde, zwijmelend in stil-droef tranen- genot van fonkelende tranen, vallend één voor één, als parels, puur en edel. En vaster omsloten haar zijn armenin dien droom van geluk, waarvan alleen de sterren getuig den; en, het hoofd leggend aan zijn borst, door schokte een snik haar lichaamzóó vol was dat van haar geluk en zoo doortinteld van zijn kracht.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Almanak der Koninklijke Militaire Akademie | 1894 | | pagina 269