418
smartte mij deze geschiedenis te hebben opgeslagen
want langzamerhand kwam er licht in mij.
Zij zeide alleen met Gioja:
/;Toch geloof ik, dat Sospitra gelukkiger was, nu
zij in den nacht der onwetendheid moest leven
doch had liefgehad, dan dat al de wijsheid dei-
aarde haar deel was geweest, en zij de liefde niet
had gekend!"
Toen zweeg ze en ging langzaam naar de piano,
want ik had haar gevraagd iets voor mij te zingen.
Het was verkeerd van me zooals ik in die zon
derlinge dagen altijd handelde als een dwaas
maar ik meende, dat zij zich sterker gevoelde, en
het zingen haar niet hinderen zou. Ik verlangde
haar stem te hooren.
Zij zong. Een diepe, rijke alt en de klanken
beroerden mij als fluweel.
Doch plotseling zag ik haar bleek worden, en
midden in haar zingen ophouden zij bracht de
hand aan den mond, waaruit een bloedstroom
golfde.
Het was mij, als bracht zij mij een offer.
Het offer van haar Liefde
Spoedig zou ik 't weten.
Augustus.
Mijn kleine geschiedenis nadert haar eind. Ze is
eenvoudig en slecht verteldmaar ik lees haar
honderdmalen en meer, want ze is boven elk oor
deel verheven, omdat ze waar is, en dus in zich
draagt de smart. Waarheid beteekent ellende;
alles, wat wij denken niets te zijn dan de naakte